(vii) Bij brief van 22 augustus 2008 heeft de Curator aan de advocaat van [verweerster] bericht dat het hof bij arrest van 21 augustus 2008 het faillissementsvonnis van 22 juli 2008 heeft vernietigd. In de brief heeft de Curator verder nog medegedeeld:
“Met de advocaat van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] is afgesproken dat hij op zich neemt het totale crediteurenbestand van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] af te wikkelen, dat wil zeggen erkende, dat wil zeggen niet betwiste crediteuren worden snel betaald en ter zake niet erkende/betwiste crediteuren wordt snel aan een geschilbeslechting gewerkt, al dan niet middels het bereiken van een regeling in der minne.
Ik adviseer u daarom contact op te nemen met de heer mr. S.D. Kurz, voor de overzichtelijkheid kunt u dat het beste per brief doen. Zijn gegevens zijn de volgende: (…)”
(viii) De brief van 22 augustus 2008 heeft niet ertoe geleid dat [verweerster] of haar advocaat contact heeft opgenomen met de advocaat van [A] c.s.
(ix) [verweerster] heeft na de vernietiging van het faillissement de hiervoor onder (iii) genoemde procedure voortgezet. Die procedure heeft geleid tot toewijzing van haar vordering tot een bedrag van € 45.347,27. De advocaat van [verweerster] heeft aan de Curator verzocht om over te gaan tot betaling van dit bedrag.
(x) Bij brief van 25 november 2009 heeft de Curator – voor zover van belang – op dit verzoek geantwoord dat met [A] c.s. en de aanvragers van het faillissement is afgesproken dat het in het faillissement gegenereerde actief, na aftrek van de faillissementskosten en betaling van de bankgarantie, zou worden overgemaakt naar de derdengeldrekening van de advocaat van [A] c.s., mr. Kurz, alsmede dat mr. Kurz op zich heeft genomen om, na ontvangst van het bedrag, onmiddellijk de erkende faillissementsschuldeisers te betalen, waarna het resterende bedrag op de derdengeldenrekening van mr. Kurz zou blijven staan tot zekerheid voor de betwiste schuldeisers.
(xi) Naar aanleiding van deze brief van de Curator heeft de advocaat van [verweerster] aan mr. Kurz, en daarna ook de aan opvolgend advocaat van [A] c.s., verzocht om betaling van de vordering van [verweerster] . Aan deze verzoeken is niet voldaan.
(xii) [verweerster] heeft vervolgens beslag laten leggen op de derdengeldenrekening van het kantoor van mr. Kurz. Het saldo van [A] c.s. op die rekening bleek toen nihil te zijn. Gebleken is dat van het op de derdengeldenrekening gestorte bedrag van € 536.338,05 nadien, op verzoek en in opdracht van [A] c.s., verschillende betalingen zijn gedaan aan oude en nieuwe schuldeisers, alsmede dat daaruit diverse privé-opnamen hebben plaatsgevonden.
(xiii) [verweerster] heeft de Stichting Beheer Derdengelden van het kantoor van mr. Kurz in rechte betrokken. Tussen die partijen is uiteindelijk een schikking getroffen, op grond waarvan € 35.000,-- aan [verweerster] is betaald.
3.2.1Voor zover in cassatie van belang, vordert [verweerster] in deze procedure schadevergoeding van de Curator, op te maken bij staat. Zij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de Curator aansprakelijk is voor het ontbreken van voldoende verhaal voor haar vordering, primair omdat hij haar heeft toegezegd dat hij gelden voor haar vordering zou reserveren, en subsidiair omdat hij onrechtmatig heeft gehandeld door niet te zorgen dat die gelden werden gereserveerd.
3.2.3Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de Curator alsnog, op de subsidiaire grondslag van de vordering, veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, op te maken bij staat. Het hof heeft daarbij tachtig procent eigen schuld van [verweerster] aangenomen. Het hof heeft, onder meer, als volgt overwogen:
“5.4 [verweerster] heeft zich in dit geding op het standpunt gesteld dat de curator jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld door zijn toezegging dat voor de betwiste vorderingen gelden zouden worden gereserveerd, niet na te komen, door niet zelf die gelden te reserveren, dan wel door niet zeker te stellen dat die gelden door een ander werden gereserveerd.