ECLI:NL:HR:2018:44

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
16 januari 2018
Zaaknummer
17/03102
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens snelheidsovertreding door onbekende bestuurder

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2018 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Midden-Nederland. De aanvrager, geboren in 1991, was eerder veroordeeld voor een snelheidsovertreding die was begaan door een onbekend gebleven bestuurder van een auto waarvan hij de eigenaar was. De Kantonrechter had de aanvrager een geldboete van € 1.350,- opgelegd, subsidiair 23 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat de aanvrager tijdig de naam en adresgegevens van de bestuurder had bekendgemaakt, maar dat deze informatie abusievelijk niet in het dossier was opgenomen. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld concludeerde dat de aanvraag gegrond was en dat de zaak moest worden verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag tot herziening gegrond was en dat de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Kantonrechter moest worden bevolen. De zaak werd verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waar deze opnieuw zou worden berecht en afgedaan volgens de wettelijke bepalingen.

Uitspraak

16 januari 2018
Strafkamer
nr. S 17/03102 H
IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 13 april 2016, nummer 96/162863-15, ingediend door F.G.T. Meershoek, advocaat te 's-Gravenhage, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 62 jo. bord A1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990" in verbinding met art. 181, eerste lid, WVW 1994 veroordeeld tot een geldboete van € 1.350,-, subsidiair 23 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

2.De aanvraag tot herziening

2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat de aanvrager op grond van art. 181, derde lid, WVW 1994 tijdig de naam en de volledige adresgegevens van de bestuurder van de op zijn naam staande auto ten tijde van de snelheidsovertreding bekend heeft gemaakt, doch dat die bekendmaking abusievelijk niet in het dossier is opgenomen op basis waarvan de Kantonrechter de beslissing heeft genomen.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvraag vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak zal worden berecht en afgedaan op de wijze als in art. 472, tweede lid, Sv is voorzien.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie vermelde gronden moet het in de aanvraag aangevoerde worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv.

5.Slotsom

Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Kantonrechter;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 januari 2018.