Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
27 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 10 februari 2016, met nummer RK 15/8781. De klaagster, vertegenwoordigd door advocaat P.J. Hoogendam, heeft een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) betreffende een beslag op een personenauto. De Hoge Raad behandelt de middelen die zijn voorgesteld in de schriftuur, die aan de beschikking is gehecht. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad overweegt dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit wordt onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Reglement van Orde (RO), waaruit blijkt dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad komt tot de conclusie dat de middelen ongegrond zijn en verwerpt het beroep.
De beschikking is gegeven op 27 maart 2018 door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting.