ECLI:NL:HR:2018:400

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 maart 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
17/02789
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 maart 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 2 mei 2017. De zaak betreft de naheffingsaanslagen in de omzetbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd voor de tijdvakken van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 en van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de Rechtbank Den Haag, die eerder de naheffingsaanslagen had bevestigd.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten geen nadere motivering behoefden, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van het Gerechtshof en de Rechtbank heeft bevestigd.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet aan een van de partijen worden opgelegd. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de eerdere beslissingen in deze belastingzaak.

Uitspraak

23 maart 2018
Nr. 17/02789
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 2 mei 2017, nrs. BK-15/00897 en BK-15/00898, op de hoger beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 10/8251 en SGR 11/5396) betreffende de aan belanghebbende over de tijdvakken 1 januari 2004 tot en met 31 december 2004 en 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007 opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2018.