Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
20 maart 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk veroorzaken van een stoornis in de gang of werking van een elektriciteitswerk, wat leidde tot bemoeilijking van de stroomlevering ten algemenen nutte, zoals vastgelegd in artikel 161bis van het Wetboek van Strafrecht. De tenlastelegging betrof het vernielen en beschadigen van elektriciteitswerk in Diemen, waarbij de verdachte samen met anderen een illegale elektriciteitsaansluiting had aangebracht voor een hennepplantage.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had gekwalificeerd dat de verdachte 'opzettelijk' had gehandeld, terwijl dit niet was tenlastegelegd of bewezen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor zover deze betrekking had op de kwalificatie van het bewezenverklaarde en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van strafbare feiten en de noodzaak om aan de vereisten van de wet te voldoen bij het vaststellen van opzet.
De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de strafbaarheid bij het veroorzaken van storingen in elektriciteitswerken verduidelijkt en de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering onderstreept.