ECLI:NL:HR:2018:370

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
15/05029
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van auto en autosleutel met valse sleutel en de beoordeling van wederrechtelijke toe-eigening

In deze zaak gaat het om de diefstal van een auto en de autosleutel door de verdachte, die zich toegang tot de woning van de feitelijke gebruiker heeft verschaft met een valse sleutel. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft vastgesteld dat de verdachte zonder toestemming van de feitelijke gebruiker de autosleutel heeft weggenomen en daarmee de auto onder zijn bereik heeft gebracht. De verdachte had de sleutel van de woning verkregen door ongeoorloofd gebruik te maken van een huissleutel, met de bedoeling zich schadeloos te stellen uit de opbrengst van de auto. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehandeld, wat niet in strijd is met de wet. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en wijst het cassatieberoep af, maar constateert dat de redelijke termijn voor de behandeling van het beroep is overschreden. Dit leidt tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 150 uren naar 142 uren, met een vervangende hechtenis van 71 dagen.

Uitspraak

20 maart 2018
Strafkamer
nr. S 15/05029
JHO/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 8 oktober 2015, nummer 23/002816-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S. Schuurman, advocaat te Breukelen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel komt op tegen de verwerping door het Hof van het verweer dat de verdachte toestemming had om de auto mee te nemen en dat hij dus niet heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij omstreeks 8 juli 2011 te Naarden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning ( [a-straat 1] ) heeft weggenomen een autosleutel (behorende bij een personenauto, merk Landrover kenteken [AA-00-BB] ) en nabij deze woning een personenauto (merk Landrover, kenteken [AA-00-BB] ) en uit voornoemde personenauto een paspoort op naam van [betrokkene 1] , geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1] :
"Ik heb een huis gehuurd, ik geloof dat het adres [a-straat 1] in Naarden is. Vorige week kwamen [verdachte] en een andere jongen bij mij thuis. Deze mannen hebben mijn auto meegenomen, een Landrover Discovery, voorzien van het kenteken [AA-00-BB] . Dit heeft op vrijdagnacht 8 juli (het hof begrijpt: 2011) plaatsgevonden. [verdachte] heeft de sleutel van mijn woning bij de huisbaas geregeld en is zo bij mij binnengekomen. Ik had [verdachte] op een eerder moment verteld dat ik daar woonde. Ik huurde de woning via ene [betrokkene 2] . De jongen die met [verdachte] mijn woning is binnengekomen heet [betrokkene 3] .
Dit geld (het hof begrijpt: dat voor de reparatie van een auto betaald moest worden), die € 3500,- wil [verdachte] van mij hebben. Ik heb alleen geen geld. [verdachte] wilde dat geld hebben. Ook wilde hij de papieren van mijn auto.
Ik had niemand de toestemming gegeven om de woning te betreden. Zoals ik al eerder vertelde had [verdachte] de sleutel van mijn appartement weten te bemachtigen. Terwijl ik sliep hebben ze kennelijk de sleutel van mijn auto uit mijn woning gepakt en hebben ze de auto weggehaald."
2. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene 1] :
"Ik wens aangifte te doen van diefstal door [verdachte] . Ze hebben mijn autosleutels gepakt en mijn auto weggenomen.
[verdachte] is mijn woning binnengekomen omdat hij een sleutel heeft geregeld bij de vriendin van mijn huisbaas met een smoes. De vriendin van [betrokkene 2] is [betrokkene 4] . [verdachte] heeft gezegd dat ik een belangrijke afspraak had en weleens wat vergeet en dat hij daarom de sleutel wilde hebben van mijn huis om mij de volgende morgen wakker te maken en op te halen. [betrokkene 4] heeft de sleutel toen aan [verdachte] gegeven.
Ik wens dan ook uitdrukkelijk aangifte te doen tegen [verdachte] van diefstal van mijn auto, een Land Rover. Hij heeft mijn paspoort gestolen."
3. een proces-verbaal van de Rechter-Commissaris, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik ben die vrijdagavond 8 juli 2011 om 19.00 uur naar Naarden geweest. Dat was de tijdelijke woning van [betrokkene 1] .
[betrokkene 1] lag te slapen. Van de eigenaar van de woning, [betrokkene 2] , had ik een huissleutel gekregen. Ik ben samen met [betrokkene 3] de woning binnengegaan en ik heb de autosleutels van de Landrover gepakt. Deze lagen op tafel. Ik heb vervolgens de deur dicht getrokken, ben in de Landrover gestapt en weggereden. [betrokkene 1] lag nog gewoon als een marmot in zijn bed. Ik ben toen naar het huis van [betrokkene 5] in Huizen gereden. Dat is de man die [betrokkene 1] dit jaar 130.000 euro heeft geleend. Ik had in de Landrover het paspoort van [betrokkene 1] gevonden en dat heb ik aan [betrokkene 5] afgegeven. De Landrover had ik geparkeerd in de buurt van het huis van [betrokkene 5] . Vervolgens ben ik samen met [betrokkene 3] teruggegaan naar de woning van [betrokkene 1] in Naarden. Ik heb [betrokkene 1] gezegd dat hij vandaag mijn schuld zou betalen. Het gaat om 3500 euro. Toen heb ik tegen [betrokkene 1] gezegd dat ik de auto bij [betrokkene 5] had gezet en dat ook zijn paspoort daar was. [betrokkene 1] was mij nog geld schuldig. Ik heb tegen [betrokkene 1] gezegd: "wees een man en kom je afspraken na". We zouden die Landrover belenen, zodat ik geld kon krijgen. Ik vroeg ook [betrokkene 1] om een kentekenbewijs, dat had hij in zijn zak zitten.
Ik had die vrijdag geen toestemming van [betrokkene 1] de Landrover en de autosleutels mee te nemen.
U vraagt mij waarom ik het paspoort van [betrokkene 1] aan [betrokkene 5] heb gegeven. Omdat [betrokkene 5] nog 130.000 euro van [betrokkene 1] krijgt. U vraagt mij wat er met het paspoort is gebeurd. Ik heb dat een paar dagen later weer bij [betrokkene 5] opgehaald. Ik begrijp dat de politie het bij mij in beslag heeft genomen."
4. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 18 maart 2015, voor zover inhoudende:
"Het klopt dat het conflict ging om de rekening van de garage. [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) moet zijn openstaande schuld jegens mij nog aflossen, maar hij komt zijn beloften nooit na. Ik heb in de avond van 8 juli 2011 samen met [betrokkene 3] de woning in Naarden waarin [betrokkene 1] verbleef betreden. Deze woning is aan [betrokkene 1] verhuurd door [betrokkene 2] . [betrokkene 2] heeft mij vrijwillig de sleutel van de woning gegeven. Bij binnenkomst in de woning zag ik dat [betrokkene 1] lag te slapen. Toen ik de autosleutel zag liggen, heb ik deze gepakt en heb ik de auto vervolgens verplaatst. Daarvoor had ik op dat moment geen toestemming van [betrokkene 1] . Besloten is om de auto op naam van de vader van [betrokkene 1] te zetten. [betrokkene 1] was echter degene die de auto toen regelmatig gebruikte. De schuld die [betrokkene 1] nog aan mij had zou nu met de opbrengst van de auto worden afbetaald."
2.2.3.
Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Daaraan is kort gezegd ten grondslag gelegd dat de verdachte
- (...);
- niet opzettelijk en wederrechtelijk de autosleutel en auto heeft weggenomen, omdat hij daartoe de toestemming had van zowel de feitelijke eigenaar van de auto, te weten [betrokkene 6] , als van de juridische eigenaar van de auto op wiens naam de auto stond, te weten [betrokkene 7] , en omdat hij de auto al wel vaker gebruikte.
(...)
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken van het dossier blijkt dat [betrokkene 1] de feitelijke gebruiker was van de woning en van de auto ten tijde van het binnengaan door de verdachte van die woning en het daaruit wegnemen van de autosleutel (waarmee de verdachte vervolgens de auto heeft weggenomen, waarin zich het paspoort van [betrokkene 1] bevond). Ook blijkt uit die stukken dat de verdachte geen toestemming had gekregen van [betrokkene 1] om op dat moment de woning te betreden of om de autosleutel weg te nemen. Dat brengt mee dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van deze goederen met gebruik van een valse sleutel, zoals bedoeld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
(...)
Dat de verdachte toestemming zou hebben gehad van de feitelijke eigenaar van de auto en van degene op wiens naam de auto stond om zich de auto toe te eigenen en deze te gelde te maken teneinde een schuld die [betrokkene 1] aan hem had te verhalen, maakt niet dat van opzettelijke wederrechtelijke toe-eigening geen sprake was. Naar de verdachte bekend was, was [betrokkene 1] in elk geval de feitelijke gebruiker van de auto.
[betrokkene 1] moet worden beschouwd als degene aan wie de auto toebehoorde in de zin van artikel 310 Sr. De verdachte heeft door zijn handelen de autosleutel, auto en het paspoort opzettelijk wederrechtelijk onttrokken aan de feitelijke heerschappij van [betrokkene 1] en zich dus schuldig gemaakt aan diefstal van die auto en dat paspoort. Ten overvloede verdient daarbij opmerking dat [betrokkene 7] de auto niet gebruikte en deze - zo heeft de verdachte verklaard - alleen op zijn naam gezet had gekregen om de auto aan een door de deurwaarder gelegd beslag te onttrekken."
2.3.
Het oordeel van het Hof dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de autosleutel en de personenauto heeft weggenomen geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is ook niet onbegrijpelijk. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte zonder toestemming van [betrokkene 1] de sleutel van de auto, die zich bevond in de woning die bij [betrokkene 1] in gebruik was, heeft weggenomen en deze sleutel en daarmee de auto onder zijn bereik heeft gebracht doordat hij zich, met zijn mededader, de toegang tot die woning had verschaft door middel van het ongeoorloofde gebruik van een huissleutel - en dus door middel van een valse sleutel - met de bedoeling zich eigenmachtig uit de opbrengst van de auto schadeloos te stellen.
2.4.
Het middel faalt derhalve.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 150 uren.

4.Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 142 uren, subsidiair 71 dagen hechtenis, bedragen;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 maart 2018.