ECLI:NL:HR:2018:363

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
16/06040
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van werkelijke advocaatkosten als gevolg van misbruik van procesrecht en onrechtmatig handelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Macon Nederland B.V. en een verweerder. De zaak betreft de vergoeding van werkelijke advocaatkosten die door de verweerder zijn gemaakt als gevolg van misbruik van procesrecht door Macon. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten van de rechtbank Gelderland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waaruit blijkt dat Macon zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig handelen. De Hoge Raad oordeelt dat Macon misbruik heeft gemaakt van procesrecht en dat de verweerder recht heeft op schadevergoeding voor de gemaakte advocaatkosten, die door een derde zijn betaald. De Hoge Raad bevestigt dat de schadevergoeding moet worden geschat op basis van artikel 6:97 BW, omdat de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Uiteindelijk wordt een bedrag van € 76.377,-- toegewezen aan de verweerder. De Hoge Raad verwerpt het beroep van Macon en veroordeelt haar in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

16 maart 2018
Eerste Kamer
16/06040
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
MACON NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Wijchen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G.R. den Dekker.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Macon en [verweerder] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/05/228322/HA ZA 12-235 van de rechtbank Gelderland van 18 juli 2012, 5 december 2012, 6 november 2013 en 25 juni 2014;
b. de arresten in de zaak 200.156.967 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 2015 en 30 augustus 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 30 augustus2016 heeft Macon beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Macon mede door mr. J.M. Moorman en voor [verweerder] mede door mr. H. Boom.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot vernietiging en verwijzing.
De advocaat van [verweerder] heeft bij brief van 28 december 2017 op die conclusie gereageerd; de advocaat van Macon heeft dat gedaan bij brief van 29 december 2017.

3.Beoordeling van het middel

3.1
Voor de feiten en het verloop van de procedure verwijst de Hoge Raad naar de punten 1.1-1.11 van de conclusie van de Advocaat-Generaal. In cassatie is alleen nog van belang de reconventionele vordering van [verweerder] tot vergoeding van schade wegens onrechtmatig procederen door Macon.
3.2.1
Het hof heeft in zijn tussenarrest over de reconventionele vordering van [verweerder] , samengevat, als volgt overwogen.
[verweerder] heeft zich tegen vorderingen van Macon moeten verweren (rov. 5.17). Een vordering tot vergoeding van alle gemaakte proceskosten is toewijsbaar indien de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen, of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (rov. 5.18).
Wat betreft de ene vordering heeft Macon de grondslag van de onvoorwaardelijke geldlening aan [verweerder] gefingeerd, met misleiding van [verweerder] bij het ter tekening aan hem voorleggen van notulen die een onjuiste weergave bevatten, en met vervalsing van een e-mail (rov. 5.19-5.20). Wat betreft de andere vordering heeft Macon zich beroepen op notulen die vals waren opgemaakt (rov. 5.24-5.26). Macon heeft misbruik gemaakt van getuigenverklaringen aan haar zijde en van een valse titel van lening bij de overschrijving van een bedrag (rov. 5.27).
Een en ander laat geen andere conclusie toe dan dat Macon misbruik van procesrecht heeft gemaakt en onrechtmatig heeft gehandeld jegens [verweerder] . Zij is verplicht tot vergoeding van de daardoor veroorzaakte schade (rov. 5.28).
[verweerder] heeft haar schade aan advocaatkosten begroot op € 176.837,51. Ten bewijze daarvan heeft [verweerder] advocatendeclaraties overgelegd, gericht aan BVBA Arosa Investments (hierna: Arosa Investments), met een verklaring van deze vennootschap dat alle kosten door haar aan [verweerder] zullen worden doorbelast en zijn gedaan in naam van [verweerder] in privé. Wegens de gemotiveerde betwisting door Macon dient [verweerder] specificaties bij de advocatendeclaraties in het geding te brengen waaruit duidelijk wordt welke werkzaamheden tegen welk tijdsbeslag voor welke kwestie zijn verricht en voorts met betrouwbare documenten aan te tonen dat de facturen uiteindelijk door hem zijn betaald (rov. 5.29).
3.2.2
Het hof heeft in zijn eindarrest over de reconventionele vordering van [verweerder] , samengevat, als volgt overwogen.
De advocatendeclaraties zijn niet op naam van [verweerder] gesteld, maar van Arosa Investments, die ook alle facturen aan het advocatenkantoor heeft betaald. Volgens [verweerder] hebben hij dan wel zijn echtgenote en eenmaal zijn vennootschap [A] B.V. (hierna: [A] ) steeds zoveel aan Arosa Investments betaald als nodig was ter doorbetaling aan het advocatenkantoor en heeft Arosa Investments de kosten ervan volledig doorbelast aan hem in privé. Dit laatste heeft Macon betwist onder verwijzing naar de jaarrekeningen van Arosa Investments over augustus 2010 tot en met 2014, die volgens haar indiceren dat Arosa Investments overeenkomstig de advocatendeclaraties verliezen heeft geleden en deze ten laste van haar eigen vermogen heeft gebracht, en dat Arosa Investments de betalingen van de zijde van [verweerder] in zijn tegoed van [verweerders] rekeningcourantverhouding met haar heeft geboekt, waardoor zijn vordering op haar aanzienlijk is opgelopen. (rov. 2.8)
[verweerder] heeft aangetoond dat hij dan wel zijn echtgenote en eenmaal zijn vennootschap [A] de advocatendeclaraties hebben voldaan aan Arosa Investments. De verdere boekhoudkundige verwerking daarvan bij Arosa Investments kan mogelijk nieuwe vragen oproepen die Macon heeft gesteld, maar dit is niet doorslaggevend. [verweerder] heeft aangevoerd dat Arosa Investments geen middelen had om te betalen, hetgeen Macon niet heeft bestreden; terwijl Macon zelf heeft uiteengezet dat er geen inkomstenstroom in Arosa Investments was. Aldus heeft [verweerder] de betalingen door en voor hem aan Arosa Investments aangetoond en dat is uiteindelijk beslissend, niet hun interne boekhoudkundige afwikkeling. (rov. 2.10)
Macon heeft terecht aangevoerd dat uit de overgelegde specificaties niet eenvoudig en overzichtelijk valt af te leiden hoeveel tijd de advocaat van [verweerder] heeft besteed aan het bestrijden van de ten onrechte ingestelde vorderingen. Nu de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, zal zij op de voet van art. 6:97 BW worden geschat. (rov. 2.11) In reconventie is een bedrag toewijsbaar van € 76.377,-- (rov. 2.18).
3.3.1
Onderdeel 1.1 klaagt onder meer dat het hof in rov. 2.10 van zijn eindarrest ontoereikend heeft gemotiveerd dat [verweerder] schade heeft geleden, dit mede in het licht van de omstandigheid dat de door [verweerder] aan Arosa Investments ter beschikking gestelde gelden in rekening-courant geboekt zijn en Arosa Investments die gelden derhalve verschuldigd is aan [verweerder] .
3.3.2
Het hof heeft vastgesteld dat [verweerder] dan wel zijn echtgenote en eenmaal zijn vennootschap [A] de advocatendeclaraties hebben voldaan aan Arosa Investments. Het heeft vervolgens vastgesteld dat Arosa Investments geen middelen had om te betalen en dat er geen inkomstenstroom in Arosa Investments was. Het hof heeft daaruit afgeleid dat [verweerder] de betalingen voor en door hem aan Arosa Investments heeft aangetoond en die gevolgtrekking beslissend geacht, en niet de interne boekhoudkundige afwikkeling door Arosa Investments van die betalingen.
Daarbij heeft het hof klaarblijkelijk ook in zijn oordeelsvorming betrokken dat Arosa Investments bij brief van 2 oktober 2015 (overgelegd als productie 96 bij pleidooi in hoger beroep) heeft verklaard dat de door haar aan het advocatenkantoor betaalde facturen aan [verweerder] zijn doorbelast. Die verklaring kan immers niet anders worden verstaan dan dat Arosa Investments de betalingen die [verweerder] , zijn echtgenote en [A] aan haar hebben verricht ter voldoening van de advocatendeclaraties, in verrekening heeft gebracht met de betalingen die Arosa Investments ten behoeve van [verweerder] in privé ter zake van die advocatendeclaraties heeft gedaan.
Dat – zoals Macon stelt – uit de jaarrekeningen over de periode van augustus 2010 tot en met 2014 blijkt dat de door [verweerder] aan Arosa Investments ter beschikking gestelde gelden in rekening-courant zijn geboekt, en dat Arosa Investments die gelden op grond daarvan verschuldigd is aan [verweerder] , heeft het hof – kennelijk: als behorend tot de (onjuiste) boekhoudkundige verwerking van die betalingen – niet beslissend geacht. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk in het licht van hetgeen het hof heeft overwogen over de doorbelasting door Arosa Investments van de advocatendeclaraties aan [verweerder] .
Uit het voorgaande volgt dat het oordeel van het hof dat [verweerder] schade heeft geleden, niet ontoereikend is gemotiveerd. De klacht faalt dus.
3.4
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Macon in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
16 maart 2018.