ECLI:NL:HR:2018:338

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
17/04905
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen fictieve beschikking van de Rechtbank Den Haag

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat is ingesteld door de betrokkene tegen het uitblijven van een beschikking van de Rechtbank Den Haag. De betrokkene, geboren in 1947, had een klaagschrift ingediend dat op 11 augustus 2017 was ingediend. Volgens de wet moet er binnen dertig dagen, in dit geval uiterlijk op 11 september 2017, een beslissing worden genomen. Aangezien dit niet is gebeurd, wordt dit beschouwd als een fictief besluit tot ongegrondverklaring van het klaagschrift. De advocaat van de betrokkene, P.H.L.M. Souren, heeft namens hem een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er geen beroep in cassatie openstaat tegen het uitblijven van een beschikking. Dit betekent dat de betrokkene niet kan worden ontvangen in het ingestelde beroep. De beslissing van de Hoge Raad is op 13 maart 2018 genomen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

13 maart 2018
Strafkamer
nr. S 17/04905 Bv
DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen het uitblijven van een beschikking van de Rechtbank Den Haag in de zaak van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1947.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze hebben C.N.M. Dekker en P.H.L.M. Souren, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk wordt verklaard in het beroep.
De raadsman P.H.L.M. Souren heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak is naar aanleiding van een schriftelijke volmacht als bedoeld in art. 450, derde lid, Sv door de griffier bij de Rechtbank Den Haag op 26 september 2017 een cassatieakte opgemaakt met de volgende inhoud:
"Heden, 26 september 2017, verscheen ter griffie van de rechtbank Den Haag, (...)
die verklaarde door na te noemen persoon bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd tot het instellen van beroep in cassatie inzake:
[betrokkene],
(...)
tegen de fictieve beschikking van de rechtbank Den Haag, d.d. 11 september 2017. Het klaagschrift is op 11 augustus ingediend. Krachtens artikel 552a lid 7 moet in geval van een geheimhouder binnen dertig dagen, dus uiterlijk 11 september zijn beslist. Dat is niet gebeurd, waardoor sprake is van een fictief besluit tot ongegrondverklaring van het klaagschrift."
Tegen het uitblijven van een beschikking staat geen beroep in cassatie open. De betrokkene kan in het ingestelde beroep niet worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 maart 2018.