ECLI:NL:HR:2018:294

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
17/03857
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake loonheffing over maart 2013

In deze zaak heeft belanghebbende, een belastingplichtige, beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De uitspraak waartegen beroep is ingesteld betreft de afgedragen bedragen aan loonheffing over het tijdvak maart 2013. De zaak is eerder behandeld door de Rechtbank Den Haag, die in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan in de zaken met nummers SGR 14/1948 en SGR 14/1950. Het Gerechtshof heeft op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in de hoger beroep zaken BK-17/00056 en BK-17/00057.

Belanghebbende heeft in cassatie een aantal middelen voorgesteld, die door de Staatssecretaris van Financiën zijn bestreden in een verweerschrift. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering vereist is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 2 maart 2018.

Uitspraak

2 maart 2018
Nr. 17/03857
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] SEte
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 28 juni 2017, nrs. BK-17/00056 en BK-17/00057, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 14/1948 en SGR 14/1950) betreffende de door belanghebbende afgedragen bedragen aan loonheffing over het tijdvak maart 2013.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2018.