ECLI:NL:HR:2018:293

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
1 maart 2018
Zaaknummer
17/03856
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van een Zwitserse vennootschap tegen uitspraak over loonheffing

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Zwitserse vennootschap [X] S.A. tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een geschil over het door de vennootschap afgedragen bedrag aan loonheffing over het tijdvak maart 2013. De vennootschap had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, die op 28 juni 2017 had geoordeeld over de loonheffing. De Staatssecretaris van Financiën heeft in deze procedure een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de middelen die door de belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Raad oordeelt dat deze middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uiteindelijke beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie ongegrond wordt verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 2 maart 2018.

Uitspraak

2 maart 2018
Nr. 17/03856
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] S.A.te
[Z], Zwitserland (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 28 juni 2017, nr. BK-17/00053, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 14/1944) betreffende het door belanghebbende afgedragen bedrag aan loonheffing over het tijdvak maart 2013.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2018.