ECLI:NL:HR:2018:288

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
23 februari 2018
Zaaknummer
17/00699
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bestuurdersaansprakelijkheid en schadestaatprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende bestuurdersaansprakelijkheid en de schadestaatprocedure. De eisers, bestaande uit [eiser 1] en EVEREG B.V., hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest volgde op eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Holland en het hof, waarbij de vordering van de eisers werd behandeld. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en oordeelt dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad stelt vast dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op nihil. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan cassatie worden gesteld en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

23 februari 2018
Eerste Kamer
17/00699
LZ/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. EVEREG B.V.,
gevestigd te Andijk,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. [verweerster 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/14/l10847/HAZA 09-506 van de rechtbank Noord-Holland van 30 juli 2014;
b. het arrest in de zaak 200.162.890/01 van het gerechtshof Amsterdam van 8 november 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van22 december 2017 op die conclusie gereageerd.
[eiser 1] heeft bij brief van 17 december 2017 op die conclusie gereageerd. Nu deze brief niet is ingediend door een advocaat bij de Hoge Raad, zal de Hoge Raad daarop geen acht slaan.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Bleeker-Smit c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
23 februari 2018.