Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
20 november 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 7 maart 2017 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling, waarbij hij een ander in het gezicht had gestompt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, namelijk een gebroken tand. De zaak werd behandeld door de Hoge Raad der Nederlanden op 20 november 2018, onder zaaknummer 17/01409.
De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat D. Schaddelee, heeft middelen van cassatie ingediend. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak is gedaan door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.