ECLI:NL:HR:2018:2391

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/00581
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak wegens poging tot moord

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, geboren in Suriname in 1980, had een beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof, waarin hij was veroordeeld. De verdediging werd gevoerd door advocaat G. Spong uit Amsterdam, die een schriftuur indiende ter ondersteuning van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het beroep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak werd gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, en werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in cassatie verduidelijkt en de rol van de Hoge Raad in het beoordelen van cassatieberoepen benadrukt.

Uitspraak

18 december 2018
Strafkamer
nr. S 18/00581
RRA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 31 januari 2018, nummer 22/002510-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 december 2018.