ECLI:NL:HR:2018:2388

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/00660
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van bestuurders bij vernietiging koopovereenkomst en aansprakelijkheid tussenpersoon

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam en een arrest van het gerechtshof Den Haag. De eisers, bestaande uit drie natuurlijke personen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, dat hen in het ongelijk had gesteld. De zaak betreft een koopovereenkomst van een paard, waarbij de eisers de overeenkomst hebben willen vernietigen op grond van dwaling, zoals geregeld in artikel 6:228 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast is er een vraag aan de orde over de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders van de verkopende vennootschap voor de terug te betalen koopprijs, en de mogelijkheid om verhaal te nemen op de vennootschap. De Hoge Raad verwijst naar eerdere jurisprudentie, waaronder een arrest van 8 december 2006, waarin de aansprakelijkheid van bestuurders werd besproken.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers in hun cassatieberoep niet gegrond verklaard. De rechtbank en het hof hadden eerder geoordeeld dat de eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stellingen. De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekte tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De Hoge Raad heeft de eisers ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een aanzienlijk bedrag, inclusief wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan. Dit arrest benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs in civiele procedures en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het geval van vennootschappen.

Uitspraak

21 december 2018
Eerste Kamer
18/00660
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1] , voorheen [eiser 1]
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiser 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. [eiseres 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. den Hoed,
t e g e n
MELISA INTERNATIONALES REITZENTRUM GMBH,
gevestigd te Mannheim, Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. P.A. Fruytier en
mr. J.F. de Groot.
Eisers zullen hierna gezamenlijk ook worden aangeduid als [eisers] Verweerster zal hierna ook worden aangeduid als Melisa.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/10/414427/HA ZA 12-1083 van de rechtbank Rotterdam van 2 juli 2014 en 10 juni 2015;
b. het arrest in de zaak 200.176.880/01 van het gerechtshof Den Haag van 14 november 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Melisa heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Melisa mede door mr. R.R. Oudik.k
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Melisa begroot op € 6.662,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
21 december 2018.