ECLI:NL:HR:2018:2385

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/00460
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van assurantietussenpersoon bij weigering uitkering op opstalverzekering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Coöperatieve Rabobank U.A. tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil over de aansprakelijkheid van een assurantietussenpersoon, in dit geval een bank, die in de ogen van de Rabobank tekort is geschoten in zijn zorgplicht. De Rabobank had een opstalverzekering afgesloten, maar de verzekeraar weigerde een uitkering onder deze verzekering. De bank beriep zich op eigen schuld van de verzekeringnemer, omdat deze had nagelaten om een melding aan de verzekeraar te doen, wat volgens artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek relevant is voor de beoordeling van de aansprakelijkheid.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die door de Rabobank in het cassatieberoep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de eerdere uitspraken van het gerechtshof in stand blijven.

De Hoge Raad heeft het beroep van de Rabobank verworpen en de bank veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op een totaal van € 2.600,34, inclusief verschotten en salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

21 december 2018
Eerste Kamer
18/00460
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk,
t e g e n
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Rabobank en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/08/124602 HA ZA 11-705 van de rechtbank Overijssel van 17 april 2013 en 27 november 2013;
b. de arresten in de zaak 200.139.941 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 juli 2015, 28 februari 2017 en 31 oktober 2017.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft Rabobank beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Rabobank mede door mr. B.M.H. Fleuren en voor [verweerster] mede door mr. M.H.K. Jansen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Rabobank heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Rabobank in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Rabobank deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, C.E. du Perron en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
21 december 2018.