ECLI:NL:HR:2018:2383

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
17/03187
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van een verdachte, geboren in Hongarije in 1977, tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 14 juni 2017. De verdachte heeft geen middelen van cassatie ingediend, wat betekent dat er geen argumenten zijn aangevoerd om het eerdere oordeel van het hof te betwisten. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep, omdat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. Dit is in strijd met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat voorschrijft dat een beroep in cassatie alleen ontvankelijk is als er tijdig middelen zijn ingediend.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet aan de wettelijke vereisten heeft voldaan. Hierdoor kan de Hoge Raad de verdachte niet ontvangen in het beroep. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 18 december 2018, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en A.E.M. Röttgering. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij ook de waarnemend griffier E. Schnetz aanwezig was. Het arrest benadrukt het belang van het indienen van middelen binnen de gestelde termijn voor de ontvankelijkheid van een cassatieberoep.

Uitspraak

18 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/03187
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 14 juni 2017, nummer 22/005574-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedatum] 1977.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 december 2018.