ECLI:NL:HR:2018:2376

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
18/00155
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de uitleg van een vaststellingsovereenkomst na beëindiging van een samenwoning en de risicoverdeling van belastingheffing over pensioenbedragen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een geschil tussen een eiser en een verweerster over de uitleg van een vaststellingsovereenkomst die was gesloten na de beëindiging van hun samenwoning. De centrale vraag was of het risico van belastingheffing over de aan de vrouw uitgekeerde pensioenbedragen voor rekening van de man kwam. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Overijssel en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de partijen in hun overeenkomst afspraken hebben gemaakt over de verdeling van pensioenrechten en de bijbehorende fiscale gevolgen.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraken van de lagere rechters heeft bekrachtigd en het cassatieberoep van de eiser heeft verworpen. De kosten van het geding in cassatie werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in vaststellingsovereenkomsten en de noodzaak om de fiscale gevolgen van dergelijke afspraken goed in kaart te brengen.

Uitspraak

21 december 2018
Eerste Kamer
18/00155
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/08/169994/HA ZA 15-194 van de rechtbank Overijssel van 21 oktober 2015;
b. de arresten in de zaak 200.183.868/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 februari 2017 en
10 oktober 2017.
Het arrest van het hof van 10 oktober 2017 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 10 oktober 2017 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerster] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
21 december 2018.