ECLI:NL:HR:2018:2372

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
17/05998
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de bewijskracht van een onderhandse akte in een overeenkomst van geldlening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Mario Dennis Winter, handelend in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van een erflater. De zaak betreft een geschil over de bewijskracht van een onderhandse akte in het kader van een overeenkomst van geldlening. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, waar het geding in feitelijke instanties heeft plaatsgevonden. De rechtbank had op 3 december 2014 een vonnis gewezen, en het hof had in 2016 en 2017 arresten uitgesproken die relevant zijn voor deze zaak.

Winter q.q. heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof, terwijl [verweerder 1] een incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De advocaat van Winter q.q. heeft de zaak toegelicht, en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van beide cassatieberoepen. De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale en het incidentele beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

21 december 2018
Eerste Kamer
17/05998
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
Mario Dennis WINTER, handelend in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [erflater] ,
wonende te Den Haag ,
EISER tot cassatie, verweerder in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. P.S. Kamminga,
t e g e n
1. [verweerder 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. C.G.A. van Stratum,
2. [verweerder 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Eiser zal hierna ook worden aangeduid als Winter q.q. Verweerder onder 1 zal hierna worden aangeduid als [verweerder 1] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/09/451641/HAZA 13-1094 van de rechtbank Den Haag van 3 december 2014;
b. de arresten in de zaak 200.164.733/01 van het gerechtshof Den Haag van 11 oktober 2016 en 19 september 2017.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft Winter q.q. beroep in cassatie ingesteld. [verweerder 1] heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De procesinleiding en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Winter q.q. en [verweerder 1] hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor Winter q.q. toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van zowel het principale cassatieberoep als het incidentele cassatieberoep.
De advocaat van Winter q.q. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale en in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
in het principale en in het incidentele beroep voorts:
compenseert de kosten van het geding in cassatie aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
21 december 2018.