ECLI:NL:HR:2018:2365

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
20 december 2018
Zaaknummer
17/05218
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bestuurdersaansprakelijkheid en kennelijk onbehoorlijk bestuur in faillissement

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende bestuurdersaansprakelijkheid. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. K. Aantjes, heeft cassatie ingesteld tegen de curatoren Leonard Jozef Marie Luftman en Bart Floris Louwerier, die in hun hoedanigheid als curatoren van Partrust Beheer B.V. optraden. De zaak betreft de vraag of er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur en of dit een belangrijke oorzaak van het faillissement van de onderneming is geweest. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman gevolgd, die tot verwerping van het principale cassatieberoep strekte. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hierdoor kwam het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde.

In de beslissing heeft de Hoge Raad de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.023,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

21 december 2018
Eerste Kamer
17/05218
LZ/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. Leonard Jozef Marie LUCHTMAN, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Partrust Beheer B.V.,
wonende te Breda,
2. Bart Floris LOUWERIER, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Partrust Beheer B.V.,
wonende te Breda,
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de curatoren.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/02/262911/HA ZA 13-288 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 juni 2015;
b. het arrest in de zaak 200.182.256/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 augustus 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De curatoren hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De procesinleiding en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor de curatoren mede door mr. T.B. de Clerck. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curatoren begroot op € 2.023,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris,vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
21 december 2018.