Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de Advocaat-Generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
18 december 2018.
Hoge Raad
Op 18 december 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een herzieningszaak met nummer 18/02165. De aanvrager, geboren in 1983, had een aanvraag tot herziening ingediend van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Noord-Nederland, dat op 13 november 2017 was uitgesproken. De Kantonrechter had de aanvrager veroordeeld voor het rijden zonder verzekering met een motorrijtuig op 20 april 2017, met een geldboete van € 650,- en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor vier maanden. De aanvrager stelde dat het motorrijtuig op de pleegdatum wel verzekerd was, en voegde een verklaring van de verzekeraar toe als bewijs.
De Hoge Raad, op basis van de conclusie van de Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken, oordeelde dat de aangevoerde stukken niet als een nieuw gegeven konden worden aangemerkt volgens artikel 457, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeerde dat de Kantonrechter bekend was met de relevante informatie en dat de aanvraag tot herziening ongegrond was. De Hoge Raad wees de aanvraag af, waarbij werd opgemerkt dat er ook de mogelijkheid van een gratieverzoek was.
Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die worden gesteld aan herzieningsaanvragen en de noodzaak voor nieuwe, niet eerder bekende feiten die een significante impact op de uitkomst van de zaak kunnen hebben.