ECLI:NL:HR:2018:2302

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
17/05833
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de uitleg van een overeenkomst van borgtocht in verbintenissenrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser 1] tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder op 12 september 2017 een arrest gewezen in een geschil dat voortvloeide uit een overeenkomst van borgtocht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Limburg, waaronder een vonnis van 2 april 2014 en een vonnis van 14 oktober 2015, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De kern van het geschil betreft de uitleg van de overeenkomst van borgtocht, specifiek in relatie tot artikel 7:855 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.

De Hoge Raad heeft de klachten die door [eiser 1] in het cassatieberoep zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad het beroep van [eiser 1] verwerpt.

Daarnaast heeft de Hoge Raad [eiser 1] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.223,34, inclusief verschotten en salaris voor de advocaat, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

14 december 2018
Eerste Kamer
17/05833
LZ/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
2. [eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaten: mr. A.C. van Schaick en
mr. N.E. Groeneveld-Tijssens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser 1] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/03/186932/HA ZA 14-29 van de rechtbank Limburg van 2 april 2014;
b. het vonnis in de zaak C/03/192606/HA ZA 14/339 van de rechtbank Limburg van 14 oktober 2015;
b. het arrest in de zaak 200.186.374/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 september 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser 1] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser 1] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser 1] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.023,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser 1] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
14 december 2018.