ECLI:NL:HR:2018:2300

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 december 2018
Publicatiedatum
13 december 2018
Zaaknummer
17/05414
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en kredietverlening door bank met faillissement als gevolg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen [eiser 1] en KONSULT B.V. aan de ene kant, en NIBC BANK N.V. aan de andere kant. De zaak betreft een onrechtmatige daad in het kader van de kredietverlening door de bank aan de BV. De bank had de laatste tranche van een overeengekomen krediet niet verstrekt, wat leidde tot het faillissement van de BV. De centrale vraag was of de bank onrechtmatig had gehandeld jegens de medeschuldenaar en (indirect) aandeelhouder van de BV, en of er sprake was van een vooropgezet plan van de bank om de BV in handen te krijgen. Tevens werd de vraag opgeworpen of de bank een reddingsplan had moeten voorstellen en of de voorstellen van de BV serieus genomen hadden moeten worden.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het principale beroep naar voren waren gebracht, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalde, kwam het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde.

De Hoge Raad heeft de eisers in cassatie veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van NIBC zijn begroot op een totaal van € 3.054,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

1. [eiser 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. KONSULT B.V.,
gevestigd te Den Haag,
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en
mr. G.C. Nieuwland,
t e g e n
NIBC BANK N.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser 1] en NIBC.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/09/486503/HA ZA 15-440 van
de rechtbank Den Haag van 3 februari 2016;
b. het arrest in de zaak 200.191.508/01 van het gerechtshof Den Haag van 15 augustus 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser 1] beroep in cassatie ingesteld. NIBC heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De procesinleiding
en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor NIBC mede door mr. A. Stortelder.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaten van [eiser 1] c.s. hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser 1] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van NIBC begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser 1] c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
14 december 2018.