In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een verhuurder voor schade die is ontstaan door een brand in een varkensstal. De eiser, die vleesvarkens hield in de stal van de verweerder, vordert schadevergoeding van de verweerder, omdat de stal door brand verloren is gegaan. De brand vond plaats in juni 2008, en de eiser stelt dat deze is veroorzaakt door een gebrek in de voervijzel, een apparaat dat wordt gebruikt voor het automatisch toedienen van voer. De kantonrechter heeft in eerdere instanties geoordeeld dat de schade niet aan de verweerder kan worden toegerekend, omdat niet is vastgesteld dat het gebrek bij het aangaan van de overeenkomst al aanwezig was en dat de verweerder dit kende of behoorde te kennen.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft overwogen dat de exacte oorzaak van de brand niet kan worden vastgesteld. De conclusie van het rapport van I-TEK, dat de brand waarschijnlijk is ontstaan door een onvolkomenheid in de bedieningspanelen van de voederinstallatie, biedt onvoldoende basis om de aansprakelijkheid van de verweerder vast te stellen. De Hoge Raad concludeert dat de vorderingen van de eiser niet voor toewijzing in aanmerking komen, omdat er geen grond is voor nadere bewijslevering. De eiser wordt in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsvoering in aansprakelijkheidszaken, vooral wanneer het gaat om de oorzaak van schade en de toerekenbaarheid daarvan aan een partij. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling in het verbintenissenrecht, met name in het kader van huur- en pachtverhoudingen.