Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
4 december 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was veroordeeld voor mishandeling, waarbij hij op 12 februari 2017 in Rotterdam een persoon meermalen tegen het hoofd had geslagen. De Rechtbank had in haar vonnis volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, maar de verdachte had in hoger beroep verklaard dat hij onschuldig was. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof het vonnis van de Rechtbank niet had mogen bevestigen zonder de in artikel 423.1 Sv bedoelde aanvulling van gronden. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte in hoger beroep vrijspraak had bepleit, wat betekent dat de Rechtbank niet enkel had mogen volstaan met een opgave van bewijsmiddelen. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling van de zaak op het bestaande beroep.