ECLI:NL:HR:2018:2235

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
17/04373
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindigd gebruik van onroerend goed in het kader van kraken en de gevolgen van opzegging van een bruikleenovereenkomst

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 11 juli 2017 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan medeplegen van kraken, zoals omschreven in artikel 138a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De centrale vraag in deze procedure was of er sprake was van 'beëindigd gebruik' van het onroerend goed in de zin van artikel 138a van het Wetboek van Strafrecht, als gevolg van de opzegging van de bruikleenovereenkomst door de rechthebbende, in dit geval de gemeente.

De Hoge Raad heeft op 4 december 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De advocaat van de verdachte, C.J.M. van den Brûle, had een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal A.E. Harteveld concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen nadere motivering behoefde volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak werd gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

4 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/04373
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 11 juli 2017, nummer 22/004272-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.J.M. van den Brûle, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 december 2018.