2.2.1.Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 6 april 2015 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen tegen haar hoofd en lichaam heeft geslagen en gestompt en, toen die [slachtoffer] op de grond lag, die [slachtoffer] meermalen tegen haar hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.2.2.Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het als bijlage bij het stamproces-verbaal van 8 april 2015 gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden hoofdagent van politie van respectievelijk Eenheid Oost-Nederland en van de Landelijke Eenheid, opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 7 april 2015, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
Zondagnacht 5 april 2015 kwam ik omstreeks 02:00 uur thuis. Mijn neef [getuige] was bij mij. Ik was zo dronken dat ik op de grond lag. Mijn neef heeft mij toen in bed gelegd. Ik was bijna in slaap toen [verdachte] mij belde. We hadden min of meer ook afgesproken dat [verdachte] nog langs zou komen. [verdachte] kwam denk ik rond 02:30 uur. Ik heb meerdere malen tegen hem gezegd dat hij weg moest gaan. [verdachte] deed dit niet en bleef gewoon zitten. Uiteindelijk heb ik een klap uitgedeeld met mijn rechter gebalde vuist. Ik zag dat [verdachte] opstond, inmiddels had ik de deur opengedaan. Ik wees hem de deur.
Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam lopen. Ik heb hem toen met mijn gebalde rechtervuist een klap gegeven op zijn gezicht. Het was niet mijn opzet, ik wilde alleen maar dat hij weg zou gaan.
Ik weet dat [verdachte] mij meerdere keren geslagen heeft en dat hij niet te stoppen was.
Op een gegeven moment lag ik op de grond, ik voelde dat [verdachte] mij maar bleef slaan en schoppen. Hij bleef maar doorrammen. Mijn neef heeft geprobeerd om ons uit elkaar te halen echter lukte dit niet. [verdachte] bleef maar doorslaan en trappen op mijn hoofd. Ik heb meerdere malen gezegd dat hij moest stoppen maar [verdachte] stopte niet.
2. Het als bijlage bij het stamproces-verbaal van 8 april 2015 gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 3], brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 6 april 2015, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige], zakelijk weergegeven:
Op 5 april 2015 kwam ik in de woning van mijn nicht [slachtoffer] aan de [a-straat 1] in Arnhem. Ik hoorde [slachtoffer] thuiskomen. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer] dronken was. Kort hierna hoorde ik de huisbel gaan en ik zag dat de vriend van [slachtoffer] genaamd [verdachte] binnenkwam.
Ik hoorde dat [slachtoffer] op een gegeven moment tegen [verdachte] zei dat hij weg moest gaan haar woning uit. [slachtoffer] herhaalde dit diverse malen maar [verdachte] reageerde daar niet op. Plotseling kwam [slachtoffer] naar [verdachte] toelopen en zij gaf hem een klap in zijn gezicht en zei daarbij dat hij haar woning uit moest gaan. Ik zag dat [verdachte] kalm bleef zitten. Wederom riep [slachtoffer] tegen [verdachte] dat hij weg moest gaan. Ik zag dat [verdachte] opstond, naar [slachtoffer] toeliep en dat hij haar meerdere klappen tegen haar hoofd gaf en in haar gezicht sloeg. Zowel [verdachte] als [slachtoffer] deelden diverse klappen uit. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] zowel in haar gezicht als op haar hoofd sloeg. Vervolgens zag ik dat [verdachte] meerdere keren tegen het hoofd van [slachtoffer] trapte.
3. Het als bijlage bij het stamproces-verbaal van 8 april 2015 gevoegde, in de wettelijke vorm door [verbalisant 4], hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal van 6 april 2015, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik ging naar [slachtoffer] . Toen ik op de [a-straat 1] aankwam ging ik aan tafel zitten. [slachtoffer] werd boos dat ik naar een feestje was geweest. Ik kreeg opeens 1 of 2 klappen in mijn gezicht van [slachtoffer]. Vervolgens ontstond er wat duw en trekwerk.
(...)
5. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de politierechter d.d. 20 augustus 2015 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben die nacht om drie uur de woning binnengegaan. [slachtoffer] en haar neef waren op dat moment in de woning. Op een gegeven moment kwam ze naar me toe en zei dat ik weg moest gaan. Ze sloeg me ook. We kwamen in een worsteling waar we aan elkaar trokken en tegen de muur aan vielen. Ik heb het mes uit haar handen geslagen. Ik heb haar weggeduwd."
2.2.3.Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aangevoerd:
"Naar mijn mening is het aannemelijk dat er sprake was van een noodweersituatie voor mijn cliënt. Aangeefster was dronken. Er is sprake van beëindiging van een relatie. Daarom dient behoedzaam te worden om gegaan met de verschillende verklaringen. Dat geldt ook voor de verklaring van de getuige [getuige]. Hij is een familielid van aangeefster.
Mijn cliënt heeft geschopt en geslagen. Ik refereer mij voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 primair of subsidiair tenlastegelegde feit.
Er was sprake van wederrechtelijke aanranding door aangeefster. Dat aangeefster aan mijn cliënt had gevraagd om weg te gaan, doet daar niet aan af. Mijn cliënt was door aangeefster uitgenodigd. Hij werd door aangeefster aangevallen, zodat er sprake was van een noodweersituatie voor mijn cliënt.
Het door mijn cliënt gebruikte geweld was proportioneel. Hij mocht (terug)slaan en schoppen. Aangeefster had immers een mes.
Voor wat betreft de subsidiariteit merk ik op dat mijn cliënt net op het punt stond om weg te gaan toen aangeefster met het mes aankwam. Er werd plotseling geweld op hem toegepast. Mijn cliënt kon zich niet aan de wederrechtelijke aanranding onttrekken.
Subsidiair ben ik van mening dat er sprake is van noodweerexces. Mijn cliënt was in zijn been geraakt met het mes.
Ik verzoek u mijn cliënt ten aanzien van feit 1 te ontslaan van alle rechtsvervolging."
2.2.4.Het arrest van het Hof houdt, voor zover hier van belang, voorts het volgende in:
"Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het hof is van oordeel dat er op 6 april 2015 sprake was van een wederrechtelijke aanranding van verdachte door [slachtoffer] . Verdachte mocht zich verdedigen tegen de aanval/de klappen van [slachtoffer] . Er was dan ook sprake van een noodweersituatie. Met de wijze waarop verdachte zich tegen de klappen van [slachtoffer] verweerde, zoals door aangeefster [slachtoffer] en getuige [getuige] is verklaard, heeft hij evenwel de grenzen van proportionaliteit overschreden.
De proportionaliteitseis strekt ertoe om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij - als verdedigingsmiddel - niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding, zoals in de onderhavige zaak.
Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen.
(...)
Strafbaarheid van de verdachte
Door de raadsman is subsidiair aangevoerd dat er sprake was van noodweerexces.
Zoals hiervoor overwegen, was er sprake van een noodweersituatie waarin verdachte zich mocht verweren.
Bij de reactie van verdachte was evenwel sprake van een verregaande mate van overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging. Verdachtes reactie stond niet in verhouding tot de aanranding door [slachtoffer] .
Het hof acht aannemelijk dat er als gevolg van de wederrechtelijke aanranding bij verdachte een gemoedsbeweging van beperkte intensiteit is teweeggebracht. Ook het beroep op noodweerexces wordt verworpen."