ECLI:NL:HR:2018:2108

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
17/03385
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de totstandkoming van een overeenkomst en vertegenwoordigingsbevoegdheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] c.s. tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de vraag of een overeenkomst, inclusief een aanvullende overeenkomst, tot stand is gekomen en of er sprake was van (schijn van) vertegenwoordigingsbevoegdheid. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Arnhem en het gerechtshof Arnhem. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatieberoep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad heeft [eiseres] c.s. in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 2.023,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

16 november 2018
Eerste Kamer
17/03385
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1] , voorheen [A] B.V.,
2. [eiseres 2] , voorheen [B] B.V. en voordien B.V. [C] ,
beide gevestigd te [plaats] ,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. P.A. Fruytier,
t e g e n
1. [verweerder 1] ,
2. [verweerster 2] ,
3. [verweerster 3] ,
4. [verweerster 4] ,
allen wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.A.M. Wagemakers.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] c.s. en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 188707/HA ZA 09-1482 van de rechtbank Arnhem van 4 november 2009 en 13 oktober 2010;
b. het arrest in de zaak 200.082.897 van het gerechtshof Arnhem van 3 april 2012;
c. de vonnissen in de zaak 188707/HA ZA 09-1482 van de rechtbank Oost-Nederland van 27 maart 2013 en van de rechtbank Gelderland van 23 april 2014;
d. het arrest in de zaak 200.153.247 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 april 2017.
Het arrest van het hof Arnhem en het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem en dat van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hebben [eiseres] c.s. beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De procesinleiding en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [eiseres] c.s. mede door mr. R.R. Oudijk.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] c.s. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiseres] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 2.023,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
16 november 2018.