In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Plano Plastics B.V. en een verweerder. De zaak betreft de ontbinding van een arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren van de werknemer. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter en het gerechtshof, waaruit blijkt dat er voldoende waarschuwingen zijn gegeven aan de werknemer, zowel mondeling als schriftelijk. De vraag of er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en de mogelijkheid van een billijke vergoeding op basis van artikel 7:683 lid 3 BW zijn ook aan de orde gekomen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van Plano in het principale beroep niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt Plano in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 397,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.