ECLI:NL:HR:2018:2103

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
18/03657
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging uithuisplaatsing en recht op deskundigenonderzoek in jeugdrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 november 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door een moeder tegen de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De moeder verzocht om beëindiging van de uithuisplaatsing van haar dochter en om benoeming van een deskundige, met het argument dat zij recht had op deskundigenonderzoek conform artikel 810a lid 2 Rv. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof, waaruit blijkt dat de moeder in eerdere instanties niet in het gelijk is gesteld. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat de moeder niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar cassatieberoep, omdat zij kennelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep. De Hoge Raad heeft dit standpunt overgenomen en geoordeeld dat de klachten van de moeder geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft daarom het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

16 november 2018
Eerste Kamer
18/03657
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
De gecertificeerde instelling WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de GI.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/17/158073/FJ RK 17-1131 van de rechtbank Noord-Nederland van 22 december 2017;
b. de beschikking in de zaken 200.227.347/01 en 200.234.982/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 mei 2018.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De GI heeft geen verweerschrift ingediend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep op de voet van art. 80a lid 1 RO.
De advocaat van de moeder heeft schriftelijk op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van
de Procureur-Generaal onder 3-4).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
16 november 2018.