ECLI:NL:HR:2018:2070

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2018
Publicatiedatum
8 november 2018
Zaaknummer
17/05666
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak over toeristenbelasting gemeente Veere

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 november 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van zowel de belanghebbende als het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. De zaak betreft een geschil over de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de toeristenbelasting voor het jaar 2013. De uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 november 2017, nr. 16/00153, werd door beide partijen aangevochten. De belanghebbende en het College hebben over en weer klachten ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in het cassatieberoep beoordeeld. Voor het cassatieberoep van de belanghebbende zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Echter, het College werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 2004 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door vice-president G. de Groot, met de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 9 november 2018.

Uitspraak

9 november 2018
Nr. 17/05666
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s‑Hertogenboschvan 10 november 2017, nr. 16/00153, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland, alsmede het voorwaardelijk incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 15/1175) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de toeristenbelasting van de gemeente Veere.

1.Geding in cassatie

Zowel belanghebbende als het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende en het College hebben over en weer een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben conclusies van repliek en dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

Wat betreft het cassatieberoep van belanghebbende acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Wat betreft het cassatieberoep van het College zal het College worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond,
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2004 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2018.