In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 november 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van zowel de belanghebbende als het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veere. De zaak betreft een geschil over de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de toeristenbelasting voor het jaar 2013. De uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 november 2017, nr. 16/00153, werd door beide partijen aangevochten. De belanghebbende en het College hebben over en weer klachten ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in het cassatieberoep beoordeeld. Voor het cassatieberoep van de belanghebbende zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Echter, het College werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 2004 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door vice-president G. de Groot, met de raadsheren J.A.C.A. Overgaauw en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 9 november 2018.