ECLI:NL:HR:2018:206

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 februari 2018
Publicatiedatum
15 februari 2018
Zaaknummer
16/06033
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 februari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.M. van Swaaij, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 13 september 2016 was gegeven. De zaak betrof de ongeschiktheid van de werknemer om de bedongen arbeid te verrichten, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onder d, van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter te Utrecht en het gerechtshof, die aan de uitspraak zijn gehecht.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Advocaat-Generaal L. Timmerman had eerder geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing de verzoeker veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder, ERA CONTOUR B.V., zijn begroot op € 853,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. De beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

16 februari 2018
Eerste Kamer
16/06033
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
ERA CONTOUR B.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. F.M. Dekker.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] en Era.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 4704360 van de kantonrechter te Utrecht van 4 maart 2016;
b. de beschikking in de zaak 200.192.339 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 september 2016.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Era heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO,
geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Era begroot op € 853,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsherenA.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
16 februari 2018.