Uitspraak
beiden wonende te [woonplaats], Brazilië,
zetelende te Den Haag,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
2 november 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een verzoek tot adoptie naar Nederlands recht van een kind dat reeds in Brazilië is geadopteerd door een Nederlandse man en zijn Braziliaanse echtgenote. De verzoekers hebben hun zaak aan de Hoge Raad voorgelegd na eerdere beslissingen van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag. De rechtbank had op 10 augustus 2016 en het hof op 15 november 2017 respectievelijk beslissingen genomen die de verzoekers niet in hun verzoek tot adoptie konden steunen. De Hoge Raad heeft in deze beschikking de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld in het licht van de artikelen 3 en 9 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 81 lid 1 van de Rechtsvordering. De Hoge Raad concludeert dat de klachten van de verzoekers niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en bevestigt daarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters.