ECLI:NL:HR:2018:2024

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
18/02295
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van een Turkse nationaliteit persoon naar Turkije t.z.v. veroordeling voor zware mishandeling

In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon met de Turkse nationaliteit naar Turkije, waar hij is veroordeeld voor zware mishandeling. De Hoge Raad heeft op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 3 mei 2018. De opgeëiste persoon heeft beroep ingesteld tegen de uitlevering, waarbij zijn advocaat, B.Th. Nooitgedagt, een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de uitleveringsrechter bevoegd is om te oordelen over een beroep op (dreigende) schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft in haar uitspraak vastgesteld dat de argumenten van de opgeëiste persoon niet voldoende zijn om de uitlevering ontoelaatbaar te verklaren. Er is niet aangetoond dat er sprake is van een voltooide flagrante schending van artikel 6 EVRM. Dit oordeel van de rechtbank is door de Hoge Raad als niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd beoordeeld.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarbij het oordeel van de rechtbank in stand is gebleven. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de uitleveringsrechter en de noodzaak van voldoende bewijs voor een schending van de rechten van de opgeëiste persoon in het land van bestemming.

Uitspraak

30 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 18/02295 U
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 3 mei 2018, nummer [001] , op een verzoek van de Republiek Turkije tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft B.Th. Nooitgedagt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 oktober 2018.