ECLI:NL:HR:2018:2018

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
18/03042
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlevering van opgeëiste persoon met Zweedse en Liberiaanse nationaliteit naar Armenië t.z.v. diefstal van één miljoen Amerikaanse dollars

In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon met zowel de Zweedse als de Liberiaanse nationaliteit naar Armenië. De opgeëiste persoon wordt verdacht van het medeplegen van diefstal van één miljoen Amerikaanse dollars. De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gebogen over de bevoegdheid van de uitleveringsrechter en de Minister van Buitenlandse Zaken. De centrale vraag was of de uitleveringsrechter bevoegd is om te oordelen over een beroep op een dreigende flagrante inbreuk op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), naar aanleiding van een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit ambtsbericht wijst op problemen met de rechtspraak in Armenië en de waarborging van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.

De Hoge Raad heeft op 30 oktober 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank had eerder de uitlevering van de opgeëiste persoon aan Armenië toegewezen, maar de verdediging stelde dat de rechten van de opgeëiste persoon in gevaar zouden komen. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot verwerping van het beroep in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitlevering kon doorgaan.

Uitspraak

30 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 18/03042 U
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Schiphol, van 2 juli 2018, nummer RK 18/62, op een verzoek van de Republiek Armenië tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Namens deze heeft F.J.E. Hogewind, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 oktober 2018.