ECLI:NL:HR:2018:1983

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
18/00684
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over faillissementsrecht en bewijswaarde administratie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende faillissementsrecht. De verzoekster, J.B.F. Ceintures B.V., had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest volgde op een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de faillietverklaring van [A] B.V. aan de orde was. De kern van de zaak betrof de vraag of er voldoende bewijs was voor de toestand van de schuldenaar die had opgehouden te betalen, en of er voldaan was aan het pluraliteitsvereiste zoals vastgelegd in artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de relevante feiten en eerdere beslissingen in de zaak. De advocaat-generaal, E.M. Wesseling-van Gent, had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, konden niet leiden tot cassatie, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de lagere rechters in stand zijn gebleven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak, en de uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van faillissementsprocedures en de bewijsvoering rondom de financiële toestand van schuldenaren.

Uitspraak

19 oktober 2018
Eerste Kamer
18/00684
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
J.B.F. CEINTURES B.V.,
gevestigd te Weert,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H. van Gelderen,
t e g e n
Mr. P.R. DEKKER, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V.,
kantoorhoudende te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. A.C. van Schaick.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als JBF en mr. Dekker.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/03/243451 FT RK 17/1319 van de rechtbank Limburg van 12 december 2017;
b. het arrest in de zaak 200.229.979/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 8 februari 2018.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft JBF beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Mr. Dekker heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van JBF heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
19 oktober 2018.