ECLI:NL:HR:2018:1961

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
18/03766
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een oordeel van het Hof van Beroep van Antwerpen inzake erkenning van sancties

Op 16 oktober 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van een oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De aanvraag tot herziening was gericht tegen een oordeel van het Hof dat was gegeven op basis van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties. De zaak betrof de erkenning van een uitspraak van het Hof van Beroep van Antwerpen, België, van 2 maart 2017. De aanvrager, geboren in 1967, had de aanvraag tot herziening ingediend via zijn advocaat P. Hoogenraad uit Maassluis.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanvraag tot herziening niet kon leiden tot een herziening van het eerdere oordeel, omdat het oordeel van het Hof niet kon worden aangemerkt als een uitspraak houdende een veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit betekende dat de aanvraag, gelet op artikel 465, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet ontvankelijk was. De Hoge Raad verklaarde de aanvraag tot herziening dan ook niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder herziening van eerdere uitspraken kan plaatsvinden en de noodzaak voor een uitspraak die voldoet aan de vereisten van een veroordeling volgens de Nederlandse wetgeving. De beslissing werd genomen door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en A.L.J. van Strien, en werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

16 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 18/03766 H
CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een oordeel van de bijzondere kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 5 oktober 2017, nummer WETVVS 2017-312, ingediend door P. Hoogenraad, advocaat te Maassluis, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft ingevolge art. 2:11 van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties een oordeel gegeven met betrekking tot de erkenning van een uitspraak van het Hof van Beroep van Antwerpen (België) van 2 maart 2017.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

De aanvraag zal niet tot herziening kunnen leiden, reeds omdat het oordeel van het Hof niet is een uitspraak houdende een veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvraag kan daarom - gelet op art. 465, eerste lid, Sv - niet worden ontvangen.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 oktober 2018.