ECLI:NL:HR:2018:1955

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 oktober 2018
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
17/01053
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van een arrest wegens verzuim in de beslissing op een aanhoudingsverzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk belemmeren van een ambtenaar in de uitoefening van zijn toezicht. Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte een verzoek tot aanhouding ingediend, omdat de verdachte niet aanwezig kon zijn vanwege de geboorte van zijn tweede kindje, dat in het ziekenhuis verbleef. Dit verzoek is echter niet uitdrukkelijk en gemotiveerd behandeld door het hof, wat in strijd is met de geldende procedurele regels. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak en concludeert dat het hof had moeten beslissen op het aanhoudingsverzoek. De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte en de noodzaak voor de rechter om op verzoeken van de verdediging adequaat te reageren.

Uitspraak

16 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 17/01053
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 3 februari 2017, nummer 23/000126-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd uitdrukkelijk en gemotiveerd te beslissen op een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
2.2.
De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld ter zake van "opzettelijk een handeling door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast belemmeren".
2.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 20 januari 2017 houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen. Het houdt voorts het volgende in:
"Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam, die mededeelt dat de verdachte op de hoogte is van de zitting.
De raadsvrouw deelt het volgende mede:
Ik zou het hof willen verzoeken de zaak aan te houden, zodat de verdachte gebruik kan maken van zijn aanwezigheidsrecht. Ik heb dit aanhoudingsverzoek reeds gisteren omstreeks 13.12 uur naar de administratie van het hof gemaild. De verdachte heeft op 18 januari 2017 een tweede kindje gekregen. Het kindje heeft een moeilijke start en iedereen is nog in het ziekenhuis. De verdachte beroept zich op overmacht, hij wil graag bij de behandeling aanwezig zijn en had dit niet voorzien. De moeder ligt ook nog in het ziekenhuis, het kind is via een keizersnede geboren.
De voorzitter vraagt naar de reden waarom de verdachte juist vandaag niet aanwezig kan zijn.
De raadsvrouw deelt het volgende mede:
De verdachte wil bij zijn baby zijn, hij wil op de hoogte zijn van wat er gebeurt. Hij is niet 24 uur per dag in het ziekenhuis, dat is niet toegestaan. Maar hij is er veel en hij draagt ook de zorg voor zijn andere kindje van twee jaar. De verdachte wil eveneens bij zijn partner zijn, zijn partner heeft een psychiatrische achtergrond en moet medicatie slikken. De baby is niet kritisch, maar verdachte wil er bij zijn.
(...)
Desgevraagd geeft de raadsvrouw aan dat zij uitdrukkelijk is gemachtigd als raadsvrouw de verdachte te verdedigen."
2.4.
Een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting kan ter terechtzitting worden gedaan door de verdachte of diens op de voet van art. 279 Sv gemachtigde raadsman. Ook de raadsman die niet is gemachtigd tot het voeren van de verdediging van de ter terechtzitting
niet-verschenen verdachte, kan ter terechtzitting een verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting doen voor zover dat verzoek wordt gedaan met het oog op de effectuering van het aanwezigheidsrecht van de verdachte of ten behoeve van het alsnog verkrijgen van de in art. 279, eerste lid, Sv bedoelde machtiging. Overeenkomstig art. 329 en 330 Sv wordt beslist op het verzoek nadat het openbaar ministerie daaromtrent is gehoord. (Vgl. HR 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1934.)
2.5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt in strijd met hetgeen hiervoor onder 2.4 is vooropgesteld, geen uitdrukkelijke en gemotiveerde beslissing in omtrent het verzoek van de raadsvrouwe tot aanhouding van de behandeling van de zaak. Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 oktober 2018.