ECLI:NL:HR:2018:1904

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
17/04241
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders van een commanditaire vennootschap in het kader van onrechtmatige daad en misleiding van beleggers

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Dutch Film Finance B.V. en een tweede eiser tegen de Vereniging Belangenbehartiging Participanten Hungry Eye C.V. De zaak betreft de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurders van een commanditaire vennootschap, die als doel had te beleggen in filmproductie. De eisers stelden dat zij misleid waren door de bestuurders, omdat de film niet was geproduceerd, waardoor hun inleg verloren was gegaan en zij fiscale voordelen misliepen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eisers niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Vereniging zijn begroot op € 6.575,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

12 oktober 2018
Eerste Kamer
17/04241
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. DUTCH FILM FINANCE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [eiser 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk,
t e g e n
VERENIGING BELANGENBEHARTIGING PARTICIPANTEN HUNGRY EYE C.V. 9,
gevestigd te Zeist,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. den Hoed.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als als DFF c.s. en de Vereniging.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaken 429040/HA ZA 09-1729 en C/13/507567/HA ZA 12-17 van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2009 en 26 juni 2013;
b. de arresten in de zaak 200.136.857/01 van het gerechtshof Amsterdam van 8 april 2014, 27 oktober 2015 en 30 mei 2017.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen laatstgenoemd arrest van het hof hebben DFF c.s. beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Vereniging heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor DFF c.s. mede door mr. D. Horeman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van DFF c.s. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt DFF c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Vereniging begroot op € 6.575,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien DFF c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
12 oktober 2018.