ECLI:NL:HR:2018:190

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
13 februari 2018
Zaaknummer
16/05281
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest wegens ontbrekende bewijsstukken in een strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1971, had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof, dat op 27 oktober 2006 was gewezen. De advocaat van de verdachte, C.A. Lucardie, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Gerechtshof heeft verzuimd het verkorte arrest aan te vullen met de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen. Dit is in strijd met artikel 359, derde en achtste lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat een arrest de bewijsmiddelen bevat die voor de bewezenverklaring redengevend zijn. Het bestreden arrest voldeed niet aan deze vereiste, waardoor het niet in stand kon blijven.

De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat het middel terecht is voorgesteld en heeft de bestreden uitspraak vernietigd. De zaak is teruggeworpen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

13 februari 2018
Strafkamer
nr. S 16/05281
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 27 oktober 2006, nummer 22/006536-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.A. Lucardie, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het vijfde middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd het verkorte arrest aan te vullen met de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.
2.2.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich het bestreden arrest, hetwelk niet de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen bevat. Bij die stukken bevindt zich niet een aanvulling als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdende de gebezigde bewijsmiddelen.
2.3.
De raadsvrouwe van de verdachte heeft op de voet van art. 4.8.2. van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden verzocht om toezending van bedoelde aanvulling. Het Gerechtshof heeft aan de Hoge Raad bericht dat zo een aanvulling niet is opgemaakt.
2.4.
Volgens art. 359, derde en achtste lid, Sv moet een arrest op straffe van nietigheid de bewijsmiddelen bevatten, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het bestreden arrest voldoet niet aan dit vereiste en kan daarom niet in stand blijven.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 februari 2018.