ECLI:NL:HR:2018:19

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 januari 2018
Publicatiedatum
9 januari 2018
Zaaknummer
16/02031
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verijdelen van veiligheidsmaatregelen ten opzichte van elektriciteitswerk in verband met hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969, was betrokken bij het opzetten van een hennepkwekerij in een woning te IJmuiden. Hij werd beschuldigd van het opzettelijk verijdelen van veiligheidsmaatregelen ten opzichte van een elektriciteitswerk, wat levensgevaar voor anderen kon opleveren, zoals vastgelegd in artikel 161bis van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelde dat om levensgevaar als vaststaand te kunnen aannemen, uit wettige bewijsmiddelen moest blijken dat dit levensgevaar te duchten was. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader een brandgevaarlijke situatie hadden gecreëerd door de stroomvoorziening voor de hennepkwekerij illegaal af te tappen, wat leidde tot een gevaarlijke situatie in een portiekflat met houten vloeren, waar ook andere bewoners aanwezig waren. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat er levensgevaar voor anderen voorzienbaar was, en verwierp het beroep in cassatie. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor de voorzienbaarheid van levensgevaar in dergelijke situaties.

Uitspraak

9 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/02031
AJ/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 8 april 2016, nummer 23/002316-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel komt met rechts- en motiveringsklachten op tegen de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit.
2.2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte onder 3 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode 27 september 2013 tot en met 6 december 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander, ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregelen heeft verijdeld, hebbende hij een hennepkwekerij aangelegd ten behoeve waarvan verdachte buiten de elektriciteitsmeter en de aardlekschakelaar om middels een stroomkabel elektriciteit heeft afgetapt (waardoor delen van de hennepkwekerij onder elektriciteit zijn komen te staan) terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten was."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van bevindingen (met nummer PL1251-2013124052-2) van 4 december 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina 2).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
De [a-straat] is in de wijk [...] gelegen. Tijdens de surveillance in de wijk op 4 december 2013 viel het mij op dat van de woning in een portiekflat op de [a-straat 1] te IJmuiden alle ramen op een kier stonden, zowel aan de voor- als aan de achterzijde. Tevens zag ik dat van deze woning alle gordijnen waren gesloten. Op de het naamkaartje van perceel [a-straat 1] stond de naam [verdachte] vermeld. Blijkens informatie uit de administratie van het bevolkingsregister van de gemeente Velsen staat er op dat adres niemand ingeschreven. Vervolgens heb ik nader onderzoek ingesteld en aangebeld bij meerdere bewoners van deze portiekflat. Zij verklaarden dat zij het ook een zeer vreemde zaak vonden en dat er al sinds drie maanden een Turkse man woont, die alleen maar af en toe in zijn woning komt en dat er nooit meubelen de woning zijn ingebracht. Ik ben vervolgens naar de woning aan de [a-straat 1] gegaan en rook bij de voordeur de voor mij herkenbare typische zoete weeïge lucht van hennep. Blijkens telefonische informatie van woningbedrijf [...] wordt de woning aan de [a-straat 1] te IJmuiden sinds 12 september 2013 verhuurd aan [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.
Blijkens informatie uit de politieregisters is [verdachte] voornoemd eerder met de politie in aanraking geweest voor het in werking hebben van een hennepkwekerij op 2 december 2012.
2. Een proces-verbaal van bevindingen (met nummer PL1251-2013124052-5) van 13 december 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina's 3-6).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling Van de verbalisanten (of één van hen):
Door inspecteur H. Kievit van de Regiopolitie Noord-Holland, in de hoedanigheid van hulpofficier van justitie, is op 6 december 2013 een machtiging tot binnentreden in een woning ter opsporing en inbeslagneming op grond van artikel 9 lid 1 onder b van de Opiumwet afgegeven. Op 6 januari 2013 {het hof begrijpt 6 december 2013) te 10.10 uur werd de woning [a-straat 1] te IJmuiden, gemeente Velsen, door ons betreden.
Het bleek dat op dit adres een werkende hennepkwekerij aanwezig was. Na het openen van de voordeur zag ik dat er in de twee slaapkamers hennepkwekerijen waren ingericht. In de ruimtes hingen een houten plaat met daarop een volautomatische groepenkast, alsmede een geïntegreerde tijdschakelaar. In totaal hingen er in de kweekruimten 10 - in werking zijnde - assimilatielampen van 600 watt. Op de grond stonden in totaal 143 hennepplanten.
De stroomvoorziening van de kwekerij is onderzocht door fraudespecialist [betrokkene 1] van energiebedrijf Liander. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de kwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat de gehele stroomafname voor de in werking zijnde hennepkwekerij draaide op twee elektriciteitsdraden. Volgens de aanwezige fraude-expert was dit zeer gevaarlijk in verband met de gevraagde energie en was de situatie erg brandgevaarlijk. Door de gevraagde warmte van de hennepkwekerij en capaciteit van de elektriciteitsdraden was het zeer goed mogelijk dat deze draden zouden smelten en er brand zou kunnen ontstaan.
3. Een proces-verbaal van bevindingen (met nummer PL1251-2013124052-6) van 11 december 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina's 7-8).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Ik heb op 11 december 2013 een buurtonderzoek gehouden bij de woningen direct gelegen bij perceel [a-straat 1] te IJmuiden. Dit perceel betreft een portiekwoning met drie woonlagen waarvan perceel [1] op de bovenste woonlaag is gesitueerd. Ik heb gesproken met de bewoner van perceel [a-straat 2] , [betrokkene 2] . Deze verklaarde dat de bewoner van perceel [1] zich omstreeks augustus 2013 had voorgesteld aan hem. [betrokkene 2] verklaarde gepensioneerd te zijn en veel thuis te zijn, dat hij in het begin veel overlast door boorgeluiden had ondervonden van de bewoner van perceel [1] en dat die bewoner maar enkele keren per week bij de woning kwam, altijd tijdens de avonduren en nachtelijke uren wanneer het donker was.
Ik heb vervolgens gesproken met de bewoonsters van perceel [a-straat 3] en [4] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] . Deze verklaarden dat de bewoner van perceel [1] zich eind augustus c.q. begin september 2013 had voorgesteld aan hen. Deze man had zich voorgesteld met de achternaam [verdachte] , welke later ook stond op het naambordje bij de brievenbus van perceel [1] . Zij verklaarden verder dat de man een Turks uiterlijk had en klein van lengte was. De man zou enkele keren per week bij de woning langs komen wanneer het buiten reeds donker was. Tevens verklaarden zij dat er ook vaak een andere man met een Turks uiterlijk bij was. De bewoners verklaarden verder aan mij dat zij vanaf september 2013 overlast ondervonden door geluiden van timmeren en boren in de avonduren, dat het hun opviel dat er nooit meubels de woning van perceel [1] zijn binnengedragen en dat de mannen nooit langer dan één uur verbleven in de woning. De bewoonster van perceel [4] heeft de huurder van perceel [1] erop aangesproken dat alle ramen aan de voorzijde en achterzijde op een kier stonden.
4. Een geschrift, te weten een aangifteformulier met nummer 2013-124052 van 13 december 2013 van Liander N.V. (doorgenummerde pagina's 30-32 met bijlagen).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de door [betrokkene 5] opgemaakte en ondertekende verklaring van 13 december 2012, in ontvangst genomen door verbalisant [verbalisant 3] onder proces-verbaalnummer 2013126250-1:
Namens Liander N.V. ben ik gerechtigd om aangifte te doen. Op verzoek van Liander N.V. is - in samenwerking met de politie te IJmuiden - op 6 december 2013 door een fraudespecialist van Liander N.V. een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting, die eigendom is van Liander N.V. en die zich bevindt in perceel [a-straat 1] , [...] te IJmuiden. Het betreft een hoekpand op de derde etage. De fraudespecialist constateerde op 6 december 2013 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Hij zag dat de zegels van het zogenoemde klemmendeksel van de elektriciteitsmeter waren verbroken. Nadat hij het klemmendeksel had verwijderd, zag hij dat op de aansluiting van de ingaande kant van de elektriciteitsmeter een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag dat de uitgaande kant van de meter op de inkomende kant was aangesloten. Voorts zag hij dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en die voorzag van elektriciteit.
Hij zag dat er sprake was van een handelwijze waarbij niet is voldaan aan de norm NEN 1010. Het gevolg van de handelwijze is dat er gevaar voor goederen te duchten is geweest. De vloeren van deze flat zijn van hout en bij brand zouden ook de benedenburen hierdoor heel veel schade ondervinden. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Uit het onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in bovengenoemd perceel in ieder geval in de periode van oktober 2013 tot 6 december 2013. Door mij is een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 6772 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepplantage.
Toelichting gevaarzetting/relatie met Nederlandse wetgeving (NEN 1010)
Er zijn twee mogelijke gevaren bij elektriciteit, te weten gevaar voor elektrocutie (door directe of indirecte aanraking) en brandgevaar. De NEN 1010 geeft de minimale voorschriften waaraan een elektrische installatie moet voldoen om de veiligheid te kunnen waarborgen.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 1 juni 2015.
Deze verklaring van de verdachte houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik wist dat er een kwekerij in het pand zat. Ik zou een deel van de opbrengst krijgen. Het klopt dat ik de woning heb gehuurd. Toen ik de woning kreeg, werd ik aangesproken door een kennis die verstand heeft van elektriciteit en kweken. Die kennis heeft de hennepplantage opgebouwd. Omdat ik in een moeilijke positie zat, ben ik ermee akkoord gegaan."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Voorts heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 3, omdat er geen sprake zou zijn geweest van levensgevaar.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Uit de inhoud van het dossier blijkt dat een fraudespecialist van Liander N.V. de elektriciteitsinstallatie in de [a-straat 1] te IJmuiden heeft onderzocht. Daarbij werd onder meer geconstateerd dat op de aansluiting van de ingaande kant van de elektriciteitsmeter een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Deze fraudespecialist zag dat sprake was van een handelwijze waarbij niet was voldaan aan de norm 'NEN 1010'. Deze norm beschrijft de minimale voorschriften waaraan een elektrische installatie moet voldoen om de veiligheid te kunnen waarborgen. In de bij de aangifte behorende toelichting op de gevaarzetting is opgenomen dat de minimale voorschriften ertoe strekken gevaar voor elektrocutie en brandgevaar te voorkomen. Het betreft hier een hoekpand op de derde etage van een portiekflat. De vloeren van deze flat zijn van hout. Het hof is op basis hiervan van oordeel dat er wel degelijk levensgevaar voor een ander te duchten was."
2.3.
Art. 161bis Sr luidt:
"Hij die opzettelijk enig electriciteitswerk vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk veroorzaakt, of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:
1°. met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vijfde categorie, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemenen nutte ontstaat;
2°. met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3°. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
4°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft."
2.4.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring voor zover het betreft het te duchten levensgevaar ontoereikend is gemotiveerd.
2.4.2.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 161bis Sr. Daarom moet het in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende begrip "indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in dat artikel.
2.4.3.
In art. 161bis Sr is straf bedreigd tegen onder anderen degene die opzettelijk een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt terwijl daardoor levensgevaar voor een ander te duchten is. Om in rechte het levensgevaar als vaststaand te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar ten tijde van het verijdelen van de veiligheidsmaatregel naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich doorgaans geen personen in de nabijheid van het betreffende elektriciteitswerk bevinden.
2.4.4.
Nu uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte en zijn mededader door de stroomvoorziening ten behoeve van een door hen opgebouwde en ook tijdens hun afwezigheid in werking zijnde hennepkwekerij een erg brandgevaarlijke situatie in het leven hadden geroepen door de ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregelen te verijdelen, dat dit geschiedde in twee slaapkamers in een hoekpand met houten vloeren op de derde etage van een portiekflat, terwijl de aangrenzende woningen bewoond waren onder meer door een gepensioneerde buurman die veel thuis was, kunnen de bewijsmiddelen het oordeel van het Hof dragen dat naar algemene ervaringsregels levensgevaar voor anderen voorzienbaar was. Het middel faalt in zoverre.
2.4.5.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 januari 2018.