ECLI:NL:HR:2018:1885

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
16/05621
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de afwijzing van het verzoek tot het horen van een getuige in een fraudezaak met PGB-uitkeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat betrekking had op een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van fraude met PGB-uitkeringen. De verdachte had in hoger beroep een voorwaardelijk verzoek ingediend om zijn ex-echtgenoot als getuige te horen. Het Hof had dit verzoek eerder toegewezen, maar weigerde het later op grond van het verschoningsrecht van de getuige, die niet was verschenen op de oproep om te getuigen. De Hoge Raad oordeelde dat de afwijzing van het verzoek door het Hof niet begrijpelijk was. De enkele omstandigheid dat de getuige niet was verschenen, kon niet worden opgevat als een uiting van de wil om gebruik te maken van het verschoningsrecht. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug voor herbehandeling.

De zaak betreft een complexe juridische discussie over het verschoningsrecht van getuigen en de rechten van de verdediging in strafzaken. De Hoge Raad benadrukte het belang van een effectief ondervragingsrecht en de noodzaak om getuigen te horen, vooral wanneer hun verklaringen belastend zijn voor de verdachte. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop getuigen in strafzaken worden behandeld en hoe verzoeken om getuigen te horen moeten worden beoordeeld door de rechters.

Uitspraak

9 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 16/05621 E
IV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, Economische Kamer, van 18 november 2016, nummer 22/003383-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het derde middel

2.1.
Het middel klaagt over de afwijzing van het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om [getuige 2] als getuige te horen.
2.2.1.
Het proces-verbaal van bevindingen van de Raadsheer-Commissaris van 10 augustus 2016 houdt onder meer in:
"De raadsheer-commissaris constateert:
In de strafzaak tegen [verdachte] (22-003383-15) is op 17 maart 2016 door de verdediging een verzoek ex artikel 411a van het Wetboek van Strafvordering ingediend, inhoudende onder meer het horen van [getuige 2] als getuige.
Op 29 maart 2016 is de getuige [getuige 2] opgeroepen door het Gerechtshof Den Haag en gedagvaard door het Openbaar Ministerie om op 23 mei 2016 te verschijnen in het Paleis van Justitie, teneinde door mij te worden gehoord. Om 12.15 uur verscheen de getuige [getuige 2] niet.
Op 13 juni 2016 is de getuige [getuige 2] gedagvaard om op 10 augustus 2016 om 09:30 te verschijnen in het Paleis van Justitie. De dagvaarding is niet in persoon betekend op het BRP adres en uitgereikt aan de zus van [getuige 2], [betrokkene 5]. Om 09:30 verscheen de getuige [getuige 2] niet.
Het niet verschijnen van de getuige [getuige 2] vat ik op als een uiting van de wil van de getuige om gebruik te maken van het verschoningsrecht ex artikel 217 van het Wetboek van Strafvordering, welke hem toekomt als eerdere echtgenoot van de verdachte [verdachte]. De getuige behoeft daarom in het geheel geen verklaring af te leggen. Gelet op dit verschoningsrecht zie ik af van een bevel tot medebrenging.
De raadsman van verdachte heeft geen afstand gedaan van de getuige [getuige 2]."
2.2.2.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"Ook is er een aantal getuigen gehoord door de raadsheer-commissaris, maar is de toegewezen getuige, [getuige 2], niet gehoord. Ik doe geen afstand van deze getuige. Ik heb uit praktische overwegingen wel begrip voor de redenering van de raadsheer-commissaris om af te zien van het horen van de getuige, maar de verdediging doet nog geen afstand van deze getuige, of de overige toegewezen getuigen.
(...)
De voorzitter deelt voorts mede dat niet is verzocht tot het opnieuw oproepen van [getuige 2], maar slechts is medegedeeld door de raadsman van de verdachte dat geen afstand zal worden gedaan van de verdachte.
De raadsman van de verdachte deelt mede dat hij het verzoek om de getuige alsnog op te roepen bij pleidooi als voorwaardelijk verzoek zal verwoorden.
(...)
Voor wat betreft [getuige 2] doe ik het voorwaardelijke verzoek om hem alsnog te horen, als uw hof besluit zijn verklaring voor het bewijs te bezigen. Zoals de stand van zaken nu is heeft er geen effectief ondervragingsrecht kunnen plaatsvinden van zowel de vader als de kinderen, terwijl de verklaringen wel belastend zijn. Er dient dus heel terughoudend te worden omgegaan met deze verklaringen. (...)"
2.2.3.
Het bestreden arrest houdt onder meer het volgende in:
"De raadsman heeft ter terechtzitting een voorwaardelijk verzoek gedaan om [getuige 2] als getuige te horen.
Het hof verwijst naar het proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2016 van de raadsheer-commissaris, mr. R.J. de Bruijn, inhoudende dat [getuige 2], aan wie als eerdere echtgenoot van de verdachte een verschoningsrecht toekomt, twee maal als getuige is opgeroepen en niet is verschenen en dat de raadsheer-commissaris dit niet verschijnen opvat als uiting van de wil van de getuige om gebruik te maken van het hem toekomende verschoningsrecht. Het hof verenigt zich hiermee en zal op dezelfde grond afzien van verdere oproeping van deze getuige en van een bevel medebrenging.
Het hof acht geen redenen aanwezig om de verklaringen van [getuige 2] van het bewijs uit te sluiten."
2.3.
Het Hof heeft het voorwaardelijk verzoek tot het horen van [getuige 2] als getuige afgewezen op de grond dat [getuige 2], aan wie als eerdere echtgenoot van de verdachte een verschoningsrecht toekomt, twee maal als getuige is opgeroepen en niet is verschenen en dat dit niet verschijnen wordt opgevat als uiting van diens wil om gebruik te maken van het hem toekomende verschoningsrecht. Deze afwijzing van het verzoek tot het horen van [getuige 2] door het Hof is niet begrijpelijk. Uit de enkele omstandigheid dat [getuige 2] niet is verschenen na te zijn opgeroepen om bij de Raadsheer-Commissaris te verschijnen, kan niet worden afgeleid dat hij gebruik wilde maken van een hem toekomend verschoningsrecht.
2.4.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 oktober 2018.