ECLI:NL:HR:2018:1876

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
17/01814
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen verwerping van het beroep inzake schuldheling en rechtsgeldigheid van dagvaarding

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte is vrijgesproken van schuldheling. De Hoge Raad behandelt de klacht van de verdachte dat het Hof ten onrechte niet heeft onderzocht of de dagvaarding in hoger beroep en de inleidende dagvaarding op de juiste wijze zijn betekend. De Hoge Raad oordeelt dat de klacht niet met voldoende duidelijkheid is onderbouwd en dat het oordeel van het Hof dat de dagvaarding rechtsgeldig is betekend niet onjuist of onbegrijpelijk is. De Hoge Raad verwerpt het beroep, omdat de klacht niet voldoet aan de eisen die aan een middel van cassatie worden gesteld. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 9 oktober 2018, waarbij de vice-president J. de Hullu als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers. De zaak betreft de strafrechtelijke aspecten van schuldheling, zoals vastgelegd in artikel 417bis.1.a van het Wetboek van Strafrecht, en de procedurele vereisten voor dagvaarding in hoger beroep.

Uitspraak

9 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 17/01814
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 29 juni 2016, nummer 21/007129-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
In cassatie wordt geklaagd dat het Hof "ten onrechte niet [heeft] onderzocht of is voldaan aan de voorvragen zoals opgenomen in art. 348 Sv, in het bijzonder of de dagvaarding in hoger beroep, alsmede of de dagvaarding in eerste aanleg op de juiste wijze aan verzoeker is betekend".
2.2.
De als middel aangeduide klacht houdt aldus niet met voldoende duidelijkheid in op grond waarvan het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de inleidende dagvaarding en de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig zijn betekend onjuist of onbegrijpelijk zou zijn. De klacht voldoet daarom niet aan de aan een middel van cassatie te stellen eisen, zodat zij onbesproken moet blijven.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 oktober 2018.