Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
9 oktober 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 december 2017. De verdachte, geboren in 1967, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak in een strafzaak die betrekking had op poging tot moord en poging tot doodslag, alsook op overtreding van de Wet wapens en munitie (WWM). De verdediging werd gevoerd door de advocaten R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden werkzaam in Rotterdam. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak werd gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker.