ECLI:NL:HR:2018:1819

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 oktober 2018
Publicatiedatum
2 oktober 2018
Zaaknummer
17/01171
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen handel in cocaïne en de gevolgen van voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak gaat het om de vraag of de oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf leidt tot een langere vrijheidsbeneming dan een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van handel in cocaïne, waarbij het Hof in zijn strafmotivering heeft overwogen dat een gevangenisstraf van 24 maanden passend zou zijn, maar dat vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, de straf is verminderd tot 22 maanden. Van deze 22 maanden is 6 maanden voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad heeft in zijn arrest geoordeeld dat de VI-regeling (artikel 15 e.v. Sr) niet inhoudt dat de verdachte in alle gevallen voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. De Hoge Raad concludeert dat er geen innerlijke tegenstrijdigheid is tussen de strafmotivering en het dictum, en dat de door het Hof aangevoerde feiten en omstandigheden niet onbegrijpelijk zijn bevonden. Het beroep in cassatie is verworpen, omdat het middel niet leidt tot cassatie en geen nadere motivering behoeft.

Uitspraak

2 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 17/01171
IF/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 februari 2017, nummer 22/001296-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 oktober 2018.