ECLI:NL:HR:2018:179

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
9 februari 2018
Zaaknummer
16/05988
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over samenwerkings- en exploitatieovereenkomst tussen grondeigenaar en gemeente met betrekking tot aanleg van bestrating

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door eisers [eiser 1] en [eiseres 2] tegen de Gemeente Assen. De zaak betreft een kort geding dat draait om een samenwerkings- en exploitatieovereenkomst tussen een grondeigenaar en de gemeente, waarbij de grondeigenaar zich had verplicht tot de aanleg van bestrating en andere voorzieningen. De grondeigenaar had de gronden overgedragen aan een BV, die later failliet ging. De centrale vragen in deze procedure waren of er sprake was van een spoedeisend belang, of de overeenkomst tot stand was gekomen en of deze geldig was in het licht van de gemeentelijke Exploitatieverordening.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter te Assen en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die de basis vormden voor het cassatieberoep. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. De klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, konden niet leiden tot cassatie, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

9 februari 2018
Eerste Kamer
16/05988
EV/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. Streefkerk,
t e g e n
de GEMEENTE ASSEN,
zetelende te Assen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de Gemeente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/19/113346 / KG ZA 16-11 van de voorzieningenrechter te Assen van 14 juni 2016;
b. de arresten in de zaak 200.193.528/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 augustus 2016 en 11 oktober 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 11 oktober 2016 hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht doorhun advocaten, voor de Gemeente mede door mr. M.E.M.G. Peletier.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 856,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-presidenE.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
9 februari 2018.t