Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.Beslissing
28 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door [eiser] tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het cassatieberoep was niet op de voorgeschreven wijze ingediend, namelijk niet langs elektronische weg, zoals vereist in artikel 30c lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarnaast voldeed de procesinleiding niet aan de eisen van artikel 407 lid 3 Rv, omdat er geen advocaat bij de Hoge Raad was aangewezen die [eiser] in het geding in cassatie zou vertegenwoordigen.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat deze verzuimen hersteld hadden kunnen worden door de procesinleiding opnieuw in te dienen met inachtneming van de vereisten. Echter, [eiser] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verzuimen binnen de gestelde termijn van twee weken te herstellen. Dit leidde tot de conclusie dat [eiser] niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn cassatieberoep.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van procesuele vereisten in cassatieprocedures en de gevolgen van het niet tijdig herstellen van verzuimen. De Hoge Raad heeft de niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn cassatieberoep bevestigd, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.