ECLI:NL:HR:2018:1785

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
26 september 2018
Zaaknummer
17/05736
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kinderalimentatie en toepasselijkheid van Bulgaars recht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De vrouw, verweerder in cassatie, woonde in Bulgarije en had verzocht het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Limburg en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De Advocaat-Generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De klachten konden niet leiden tot cassatie, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere beslissingen van de lagere rechters heeft bevestigd en het beroep van de man heeft verworpen. De uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van het Bulgaars recht in het kader van alimentatie, en verduidelijkt het begrip 'gewone verblijfplaats' zoals bedoeld in het Alimentatieprotocol.

Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak, en de uitspraak is van belang voor toekomstige zaken die betrekking hebben op internationale alimentatiekwesties.

Uitspraak

28 september 2018
Eerste Kamer
17/05736
EE/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. C. Reijntjes-Wendenburg,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats], Bulgarije,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak C/03/199100/FA RK 14-3783 van de rechtbank Limburg van 15 september 2015;
b. de beschikkingen in de zaak 200.182.575/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 oktober 2016 en 7 september 2017.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze de beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikkingen van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
28 september 2018.