ECLI:NL:HR:2018:1780

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
26 september 2018
Zaaknummer
17/03122
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en procesrecht bij schadevergoeding na breuk staalkabel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser], handelend onder de naam [A], tegen verschillende verzekeraars. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding na een breuk van een staalkabel van een catamaran. De verzekeraars, waaronder HDI-Gerling Verzekeringen N.V. en Generali Schadeverzekering Maatschappij N.V., weigerden de schade te vergoeden op basis van een uitsluitingsclausule die betrekking had op onvoldoende onderhoud van de kabel. De Hoge Raad heeft de eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het gerechtshof Amsterdam in deze zaak in overweging genomen.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 8.775,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de motivering van uitsluitingsclausules in verzekeringspolissen en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid en rechtsontwikkeling in het verzekeringsrecht.

Uitspraak

28 september 2018
Eerste Kamer
17/03122
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
handelend onder de naam [A],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
t e g e n
1. HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Diemen,
3. DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
4. AEGON SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
5. REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. P.A. Fruytier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de verzekeraars.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/546845/HA ZA 13/808 van de rechtbank Amsterdam van 11 september 2013, 20 november 2013, 30 april 2014, 29 juli 2015 en het aanvullend vonnis van 12 augustus 2015;
b. het arrest in de zaak 200.181.485/01 van het gerechtshof Amsterdam van 28 maart 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De verzekeraars hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de verzekeraars toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft op 15 juni 2018 schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de verzekeraars begroot op € 6.575,34 aan verschotten en
€ 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
28 september 2018.