Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
25 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 6 februari 2017 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat G.E. Menick uit Amsterdam. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 25 september 2018 geoordeeld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door vice-president J. de Hullu, samen met raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.S. Kea.