Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
25 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 12 december 2016. De verdachte, geboren in 1973, was in hoger beroep veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat E.A. Blok uit Rotterdam. De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het middel niet kan leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.